Constantinische Orde
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Constantinische Militaire Orde van Sint George Is een eeuwenoude Ridderorde. De Orde werd volgens een overlevering in 1191 door de Byzantijnse Keizer Isaak Angelus Flavius Comnenus gereorganiseerd. De naam "Constantinische" moet aanduiden dat de Orde al door Keizer Constantijn de Grote zou zijn ingesteld. Na de val van Constantinopel brachten twee broers die zich in Rome bekend maakten als nazaten van Isaak Angelus Flavius Comnenus, de Orde naar Rome.
[bewerk] Geschiedenis van de Orde
Van de eerste eeuwen van de Orde is niets met zekerheid bekend. Misschien was de Orde een vaandelwacht voor het Labarum het , volgens de Christelijke legende zegebrengende, vaandel met het kruis dat Constantijn de Grote in de slag bij de Milvische brug meevoerde. Een andere theorie is dat Keizer Isaak de Orde heeft opgericht in navolging van de gezelschappen pelgrims die Byzantium aandeden op weg naar Jeruzalem. In 1261 werd de Orde, wederom volgens de overlevering, door Keizer Michaël VIII van Byzantium uit het Huis Paleologus wederom gereorganiseerd. De eerste historisch gestaafde gegevens dateren uit de late 15e eeuw. Hoewel er een lange lijst met middeleeuwse grootmeesters uit het Huis van Angelus Flavius bestaat is de eerste historische figuur op deze lijst de in 1479 gestorven Andrea II die postuum Prins van Macedonië en Hertog van Durazzo en Drivasto werd genoemd. De leden van de Albanese clan van Angelus Flavius waren guarillastrijders van Albanese adel die onder leiding van Skanderberg tegen de Turken vochten.
De Orde in Italië
De Paus heeft deze "Angeli Flavii" steeds krachtig gesteund. Mogelijkerwijs zag het Vaticaan in hen een instrument om de Turken in de rug, in Albanië, aan te vallen.
In de Pauselijke bul "Quod alias" van 7 juli 1551 werd de Prinsen Andrea en Hieronimus Angelus. door Julius III een aantal privileges verleend. De Patriarch (in terris infelis) van Alexandrië werd in een Pauselijk besluit van 1575 hun spirituele leidsman en beschermer.In dit besluit werd Andrea Angelus " Grootmeester van de Constantinische ridders" genoemd. In een later besluit sprak de Paus van de "Gouden Ridders".
In 1573 resideerde de Grootmeester in Venetië. Daar verschenen ook de eerste gedrukte statuten van de Orde. In deze stukken werd niet alleen mythische Byzantijnse oprichting beschreven, de statuten zouden door Keizer Isaäk II zijn vastgesteld. Bewijs daarvoor werd niet gegeven. De Bul "Cum a sicut" (1585) van Paus Sixtus V bevestigde het privilege van de Ridders die geloften hadden afgelegd om ambten in de kerk te vervullen.De Orde floreerde en twee doges van Venetië en andere edelen werden lid. De Orde verwierf ook grond in Italië. Deze grond werd in commendes door Commandeurs of rentmeesters beheerd.
In 1595 erkende ook Philips II van Spanje de Orde. Hij werd daarin nagevolgd door de Duitse Rijksdag in Regensburg en de Koning van Polen. De Orde breide zich in de eerste helft van de 17e eeuw uit maar de Grootmeester had financiële zorgen. In 1623 werd het Grootmeesterschap zelds verpand aan Marino Caracciolo, Prins van Avellino. De Orde bloeide maar in 1680 was er nog slechts een mannelijke Angelii, in leven. Om te voorkomen dat de Orde met de Grootmeester zou verdwijnen verkocht de kinderloze Gian Andreas IX Angelus Flavius het Grootmeesterschap op op 27 juli 1697 aan Francesco Farnese Hertog van Parma. Gian Andreas kreeg een pensioen en een huis in Piacenza en stierf daar in 1701.
De Orde in Parma
In de acte van overdracht, het Keizerlijke patent "Agnoscimus et notum facimus" van Keizer Leopold I en de bul "Sincerae Fidei" werd vastgelegd dat het Grootmeesterschap persoonlijk bezit van Fransesco Farnese was en niet aan de kroon van Parma was verbonden.
De Bourbons erfden in 1731 het grootmeesterschap omdat een Bourbon, Don Carlos, zoon van Filips V en de erfdochter van de Farneses, Elisabeth Farnese. Via haar ging ook het grootmeesterschap over op de dynastie van de Spaanse Bourbons. Toen Carlos in 1734 Koning van Napels werd resideerde hij in Napels maar de administratie van de Orde bleef tot 1768 in Parma. In 1780 werd ook de plaatselijke bestuur van de Orde in Parma opgeheven. De Orde leek zeer Napolitaans te zijn geworden. Veel van de ridders waren Siciliaanse en Napolitaanse edelen maar de adel van Parma bleef in de Orde vertegenwoordigt.
De Orde in Napels
In Napels werd steeds vastgehouden aan de traditie dat het Grootmeesterschap en de kroon twee zeer verschillende ambten zijn. In 1759 werd Don Carlos de Borbón y Farnese als Karel III Koning van Spanje en 10 dagen na de troonsoverdracht droeg hij ook het Grootmeesterschap over aan zijn derde zoon don Ferdinand. De acte spreekt over hem als de "legitieme mannelijke erfgenaam volgens het eerstgeboorterecht". Don Philips, de nieuwe regent van Parma eiste tevergeefs dat hij Grootmeester van de Constantinische Orde zou worden. Napels werd in 1797 door de Fransen bezet. De Bourbons weken uit naar Sicilië en regeerden daar onder bescherming van de Engelse vloot verder.
Joseph Napoleon Bonaparte, de oudste broer van de Franse Keizer Napoleon I en door hem op de troon van Napels geplaatst, stichtte daar in 1808 een "Militaire Orde van Sint George van de Wedervereniging". De Constantinische Orde werd opgeheven. Deze Napoleontische Orde werd na de val van de Bonapartes in 1814 afgeschaft en liet verder geen sporen in de geschiedenis na. De versierselen waren vrijwel gelijk aan die van de Constantinische Orde. Uiteraard heeft de Koning van Napels deze Orde en de opheffing van " zijn" Constantinische Orde nooit erkend.
Twee Grootmeesters en een verdeelde Orde
In Parma was op 9 juli 1815, na de Vrede van Parijs, Napoleons Keizerin Marie-Louise aan het bewind gekomen en zij heeft zich op 26 februari 1816 tot "Grootmeesteres van de Constantinische Orde van Sint George" geproclameerd.In de ogen van de Koning van Napels was dit een nieuwe Orde.
De Orde was in de ogen van de Koning vooral een Orde van Verdienste die met de streng Katholieke Orde alleen de naam en de versierselen gemeen had. De Koning van Napels deed geen afstand van zijn recht op de Orde zodat er sindsdien twee grootmeesters en twee Orden zijn. Veel Parmezaanse edelen werden lid van de door Marie-Louise gestichtte Orde.
De Orde gebruikte de kerk van de Orde, de Steccata, en de herstelde commenden in Parma.
Ook Karel Lodewijk van Bourbon 1847-1849, de opvolger van de zonder wettige erfgenamen gestorven Marie-Louise en zijn opvolgers, Karel II1849-1854, Karel III1854-1860 en de in 1907 gestorven Robert I, de Hertogen van Bourbon-Parma hebben de Orde verleend. Na de dood van zijn vader accepteerde Robert II van Bourbon-Parma ,die in ballingschap leefde, een benoeming in de Orde van zijn verre Napolitaanse verwant. De Napolitaanse tak van de Orde ziet dit als bewijs dat met de staat Parma ook haar Ridderorde, een Orde die in de ogen van de Napolitanen niet de " echte" Orde van Constantijn was, ondergegaan was.
De huidige chef van het Huis Bourbon Parma noemt zichzelf weer Grootmeester.
Op dit moment zijn dus zowel de chef van het Huis Bourbon-Beide Siciliën als Carlos Hugo van Bourbon-Parma grootmeester van deze Orde. De Napolitaanse Grootmeester noemt haar "Heilige Militaire Constantinische Orde van Sint George" en Prins Carlos Hugo laat zich in de Almanach de Gotha grootmeester van de "Constantinische Orde van Sint George" noemen.
Het motto van de Orde is "In hoc signo vinces" (Latijn: "In dit teken zult u overwinnen").
De Orde is niet onomstreden. Historici betwijfelen of Constantijn wel een Orde heeft gesticht en de rechten van de nakomelingen van de Comnenen en de overdracht van de Orde aan Parma zijn juridisch omstreden. Ook de twisten tussen de Bourbon-Parma's en Bourbons-Beide Siciliën doen de Orde geen goed. De Constantinische Orde heeft desondanks veel aanzien en een aantal prominente Rooms Katholieke edelen is in de Orde, vooral in de "Heilige Militaire Constantinische Orde van Sint George", opgenomen.
De Nederlandse Oud-minister van Buitenlandse Zaken Jozef Luns was drager van het grootkruis in de Napolitaanse tak van deze Orde.
Bronnen, noten en/of referenties: |
|