Concert voor orkest (Bartók)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Concert voor orkest | |
Componist | Béla Bartók |
Soort compositie | Concert voor orkest |
Gecomponeerd voor | symfonieorkest |
Andere aanduiding | Sz. 116, BB 123 |
Gecomponeerd in | 1943 |
Première | 1 december 1944 |
Duur | ca. 35-40 minuten |
Vorige werk | Suite op. 4b, Sz. 115a, BB 122 |
Volgende werk | Sonate voor viool, Sz. 117, BB 124 |
Oeuvre | Oeuvre van Béla Bartók |
Portaal Klassieke muziek |
Concert voor orkest (Sz. 116, BB 127) is een vijfdelige compositie voor symfonieorkest geschreven door Béla Bartók in 1943. Het is een van zijn bekendste en meest toegankelijke werken.[1] In de partituur heeft Bartók de datum "15 augustus - 8 oktober 1943" geschreven. De première was op 1 december 1944 in de Boston Symphony Hall door het Boston Symphony Orchestra onder leiding van dirigent Sergej Koesevitski. Het stuk was meteen een groot succes en wordt sindsdien zeer veel gespeeld.[1] Het is waarschijnlijk het bekendste werk met de ogenschijnlijk tegenstrijdige titel Concert voor orkest (tegenstrijdig omdat het traditionele concert geschreven is voor een soloinstrument begeleid door orkest). Bartók zei dat hij voor de naam “concert” in plaats van symfonie had gekozen, door de solistische en virtuoze wijze waarop de orkestsecties worden behandeld.[2]
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Het werk werd geschreven in opdracht van de Koesevitski Stichting (Koussevitzky Foundation; geleid door dirigent Sergej Koesevitski), nadat Bartók naar de Verenigde Staten was verhuisd vanuit zijn geboorteland Hongarije, waaruit hij vluchtte in verband met de Tweede Wereldoorlog. Volgens sommigen had zijn voorafgaande compositie, het Zesde strijkwartet uit 1939, zijn laatste compositie kunnen zijn als de opdracht voor het orkestwerk er niet was geweest. Mogelijk mede door het Concert voor orkest ging hij door met componeren en schreef hij ook nog zijn sonate voor viool solo en het derde pianoconcert.[1] Bartók reviseerde het Concert voor orkest in februari 1945. De grootste wijziging betreft een verlenging van het slot van het laatste deel. Beide versies van het slot zijn uitgegeven en ook nu nog worden beide versies uitgevoerd.
[bewerk] Analyse
In navolging van componisten als Igor Stravinski maakt ook Bartók veel gebruik van neoclassicisme elementen in zijn muziek.[1] Zo zijn het eerste en vijfde deel geschreven in de traditionele sonatevorm. Het werk combineert elementen uit de Westerse klassieke muziek en Oost-Europese volksmuziek, vooral de volksmuziek uit Hongarije. Bartók verlaat hier en daar de gebaand paden van de normale toonsoorten en gebruikt ook niet-traditionele modi en bedachte toonladders.[1] Bartók bestudeerde melodieën uit de volksmuziek en maakt er veelvuldig gebruik van in het hele werk. Bijvoorbeeld het tweede hoofdthema van het eerste deel in de hobo’s is een thema uit de volksmuziek, met het typische kleine bereik (grote en kleine secundes) en wisselend gepunteerd ritme. Het geronk in de hoorns en strijkers laat ook invloeden uit de volksmuziek zien (zie muziekvoorbeeld).[1]
[bewerk] Orkestbezetting
Het werk is georkestreerd voor 3 fluiten (3e ook piccolo), 3 hobo’s (3e ook althobo), 3 klarinetten (3e ook basklarinet), 3 fagotten (3e ook contrafagot), 4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, tuba, pauken met 5 slagwerkers (kleine trom, grote trom, bekkens, triangel, tamtam), 2 harpen en strijkers.[3]
[bewerk] Delen
- I Introduzione
- II Giuoco delle coppie (orgineel: Presentando le coppie)
- III Elegia
- IV Intermezzo interrotto
- V Finale
[bewerk] Deel I
Het eerste deel met de naam Introduzione begint met een langzame introductie dat de weg vrijmaakt voor een allegro met fugato passages. Het deel is in een sonatevorm geschreven.[2]
[bewerk] Deel II
Het tweede deel met de title Giuoco delle coppie (Spel van de paren; zie ook hieronder), bestaat uit 5 secties die alle thematisch van elkaar verschillen en waarin steeds een ander paartje instrumenten figureert.[2] Deze instrumentenparen spelen steeds tegelijkertijd hun thema, maar met een steeds wisselend interval. Het deel begint met een (beruchte) solo voor de kleine trom. Dan zetten als eerste koppel in de fagotten met een kleine sext verschil, gevolgd door de hobo’s met een kleine terts, de klarinetten met een klein septiem, de fluiten in een reine kwint en de trompetten met demper met een grote secunde.[3] Het deel eindigt zoals het begon, met de kleine trom.
NB in de gedrukte partituur heft het tweede dele de titel Giuoco delle coppie (Spel van de paren). In Bartóks handschrift staat echter de titel Presentando le coppie (De paren presenterend). De gedrukte versie heeft ook een fout metronoomcijfer voor dit deel. Dit werd aan het licht gebracht door Georg Solti toen hij het Concert voor orkest met de Danssuite wilde opnemen. Solti schreef hierover:
- "Toen ik deze twee werken aan het voorbereiden was voor de opname was ik vastbesloten dat de tempi exact zouden moeten zijn zoals Bartók schreef en dit leidde me tot enkele buitengewone ontdekkingen, de belangrijkste in het tweede deel van het Concert voor orkest. De gedrukte partituur geeft kwartnoot = 74, wat extreem langzaam is, maar ik dacht dat ik moest doen wat er stond. Toen we repeteerden kon ik zien dat de musici het helemaal niet leuk vonden en in de pauze kwam de kleine-tromspeler (die het deel opent met een solo) naar me toe en zei: "Maestro, in mijn partij staat kwartnoot = 94", waarvan ik toen dacht dat het een fout moest zijn, omdat geen van de andere partijen deze tempoaanduiding hadden. De enige manier om te controleren was het handschrift te zoeken en dankzij de welwillendheid van de Library of Congress in Washington D.C. kregen we een kopie van de betreffende pagina, die niet alleen duidelijk liet zien kwartnoot = 94, maar ook een tempoaanduiding van "Allegro scherzando" (in de gedrukte partituur staat "Allegretto scherzando"). Verder noemde Bartók het "Presentando le coppie", (De paren presenterend) en niet "Giuoco delle coppie" (Spel van de paren). Ik vond dit heel opwindend, want het wordt een heel ander deel. In het programmaboekje van de eerste uitvoering in Boston stond ook duidelijk "Allegro scherzando" en de beheerder van de Bartók-archief kon on definitief bewijs geven dat het snellere tempo correct was. Ik twijfel er niet aan dat duizenden uitvoeringen, inclusief die van mijzelf tot nu toe, zijn gegeven met het verkeerde tempo!.[4]
[bewerk] Deel III
Het derde deel met de naam Elegia (Klaagzang) is een volgend langzaam deel, typerend voor Bartóks zogenaamde “nachtmuziek”. Het deel bestaat uit drie thema’s die voornamelijk uit het eerste deel komen.[2]
[bewerk] Deel IV
Het vierde deel met de titel Intermezzo interrotto (onderbroken tussenspel), bestaat uit een vloeiende melodie geschreven in wisselende maatsoort, onderbroken door een banaal thema, dat een parodie is van het marsthema uit Sjostakovitsj' Zevende symfonie "Leningrad". Dit banale thema wordt op zijn beurt weer onderbroken door glissando’s van de trombones en de houtblazers. In dit deel spelen de pauken tijdens het tweede thema, waarbij binnen een minuut maar liefst 12 verschillende toonhoogten worden voorgeschreven. De structuur van het vierde deel is samengevat ABA–onderbreking–BA."[2]
[bewerk] Deel V
Het vijfde deel, door Bartók Finale genoemd, met de tempoaanduiding Presto, bestaat uit een soort perpetuum mobile hoofdthema verwikkeld met fugato-vuurwerk en volksmelodieën. Ook dit deel is geschreven in sonatevorm.[2]
[bewerk] Bronnen
- ^ a b c d e f Cooper, David, Bartók: Concerto for Orchestra. Cambridge University Press, Cambridge, 1996
- ^ a b c d e f Bartók, Béla. Uitleg bij Concert for orkest voor de première in Boston in de Boston Symphony Hall.
- ^ a b Bartók, Béla, Concert voor Orkest (partituur). Boosey & Hawkes, New York, 2004
- ^ Solti, Sir Georg. Tekst bij de LP London LP LDR 71036, Bartók Concert voor Orkest en Danssuite, Chicago Symphony Orchestra, opgenomen in januari 1980."