Commune van Parijs (1871)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Commune van Parijs was een revolutionaire regering van arbeiders die heerste over de stad Parijs van 18 maart 1871 totdat ze bloedig werd neergeslagen op 28 mei van datzelfde jaar.
Op het moment dat de opstand in Parijs uitbrak resideerde de legitieme Franse regering in Versailles, na tijdens de Frans-Duitse Oorlog in ballingschap in Tours en Bordeaux gevestigd te zijn geweest. Het leiderschap van de Commune was democratisch gekozen op 26 maart en werd geïnstalleerd op 28 maart.
In de dagen dat de Commune de stad regeerde werden ingrijpende hervormingen doorgevoerd: zo werd het leger vervangen door een nationale garde van burgers, de kerk werd gescheiden van de staat, en de middenstand werd gesteund door hen schulden kwijt te schelden. In de beweging waren uiteenlopende groepen revolutionairen actief, waaronder anarchisten, marxisten, blanquisten en republikeinse liberalen.
De Commune vond haar einde in de semaine sanglante (bloedige week) van 21–28 mei 1871, waarin de revolutie van de Parijzenaars bloedig werd onderdrukt door het Franse regeringsleger. Enkele tienduizenden revolutionairen vonden de dood.
[bewerk] Waardering
De betekenis van de Parijse Commune is al sinds 1871 onderwerp van interpretatie. Door contemporaine en later conservatieven wordt het bewind als schrikbeeld aangehaald van een ordeloze toestand, zonder respect voor eigendommen en de goede zeden. Ook de participatie van vrouwen in de revolutie is hierbij vaak steen des aanstoots geweest. Deze stuitte overigens ook bij aanhangers van de Commune niet op onverdeeld positieve reacties.[1]
Vanuit socialistische en anarchistische hoek wordt de Commune vaak beschouwd als een vroege poging tot een volledige anti-kapitalistische revolutie. Deze mening is onder anderen Marx toegedaan, die schreef dat de Commune 'een bepaalde vorm' was van de 'sociale republiek' die al eerder door Parijse arbeiders werd geëist, tijdens de revolutie van 1848. Hij vatte deze republiek op als een klassenloze maatschappij.[2] In Marx' voetsporen was ook Lenin overtuigd van het socialistische karakter van de Commune.[3]
Bij de interpretatie van Marx worden vraagtekens gezet door latere denkers als Henri Lefebvre, David Harvey en Manuel Castells. Zij wijzen op het aspect van strijd tussen de stad Parijs en de staat Frankrijk: de meeste retoriek van de communards was eerder tegen de regering dan tegen het kapitalisme gericht.[4]
Bronnen, noten en/of referenties: |
Bronnen:
Noten:
|