Christa Wolf
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Christa Wolf (Landsberg an der Warthe, 18 maart 1929) is een Duitse schrijfster uit de voormalige DDR.
[bewerk] Leven
Christa Wolf werd geboren in wat heden ten dage het Poolse Gorzów Wielkopolski is; zij was de dochter van een handelaar. In 1945 vluchtte ze voor het Russische leger naar Mecklenburg. In 1949 ging ze germanistiek studeren te Jena en Leipzig. Reeds nadat ze de middelbare school verlaten had, werd ze lid van de SED. Zij werkte tussen 1953 en 1959 voor de Deutscher Schriftstellerverband en vervolgens op de redactie van het tijdschrift Neue Deutsche Literatur. Haar eerste publicatie in 1961, Moskauer Novelle, ging grotendeels onopgemerkt voorbij; desalniettemin werd zij in 1962 onafhankelijk schrijfster. Zij huwde met Gerhard Wolf en publiceerde met haar man een aantal filmscripts en bloemlezingen, waaronder Till Eulenspiegel. Haar vertelling Der geteilte Himmel ontlokte in 1963 een controverse: het werk was enerzijds taboedoorbrekend omdat het onderwerpen als zelfmoord te berde bracht en de Muur in vraag stelde, en anderzijds was het in een atypische stijl geschreven omdat het niet chronologisch was. Wolf werd hiermee in de Bondsrepubliek opgemerkt als een voor de DDR ongewoon individualistisch auteur.
Wolf maakte gebruik van de beslissingen van de Tweede Bitterfelder Conferentie in 1964, waarop de Oost-Duitse overheid, bij wijze van experiment, besloot geen officiële beperkingen meer aan de literatuur op te leggen (deze vrijheid werd echter zeer snel terug ingetrokken). Wolf ontving de Nationalpreis für Kunst und Literatur. Haar roman Nachdenken über Christa T. was bijzonder kritisch voor het dwangmatige klimaat van het van bovenaf opgelegde socialistisch realisme; het hoofpersonage vertikt het, zich te integreren in een samenleving waarin ze niet gelooft. De roman werd in het Oosten zwaar bekritiseerd, maar in het Westen enthousiast onthaald. Kindheitsmuster is een grotendeels autobiografisch werk; Wolf distantieerde zich duidelijk van de SED, maar is tot 1990 lid gebleven. Kenmerkend voor dissidente literatuur in Oost-Duitsland is het gebruik van antiek-mythologische stof, die dan als allegorie gebruikt wordt om hedendaagse wantoestanden aan te klagen. Wolf deed dit met Kassandra, een vertelling die ook het probleem van de feministische literatuur behandelt. In 1978 ontving Wolf de Bremer Literaturpreis en in 1980 de Georg-Büchner-Preis.
Een merkwaardige vertelling van Christa Wolf is Was bleibt. Dit werk werd in 1979 geschreven en is het verslag van een periode waarin Wolf werd bespioneerd door de Stasi, een praktijk die in het Oost-Duitsland van de jaren 1970 en 1980 niet ongebruikelijk was. Het werk verhaalt onverbloemd de verregaande schaduwing van de schrijfster en de manier waarop ze ermee probeerde om te gaan, en de reden ervan tevergeefs poogde te achterhalen. Pas in 1990, toen de DDR in elkaar aan het storten was, had ze de moed deze provocerende vertelling naar buiten te brengen. Ze werd ook bekritiseerd voor het feit dat ze pas op het uiterste einde van de DDR uit de SED is getreden; Wolf hoopte een alternatief socialisme te zien ontstaan, en de snelle afbrokkeling van haar land na de val van de Muur leidde bij haar tot gewisse verwerkingsproblemen. Auf dem Weg nach Tabou is een verhalenbundel die haar zoeken naar een nieuwe culturele identiteit voor Duitsland illustreert.
In 1990 werd bekend dat Christa Wolf zelf burgerinformante was geweest van de Stasi. Tussen 1959 en 1962 werkte ze onder de deknaam 'Margarete' als informante voor de geheime dienst van de DDR.
[bewerk] Werken
- 1961 Moskauer Novelle
- 1963 Der geteilte Himmel
- 1969 Nachdenken über Christa T.
- 1971 Lesen und Schreiben (essays)
- 1974 Unter den Linden (essays)
- 1976 Kindheitsmuster
- 1979 Kein Ort. Nirgends
- 1979 Der Schatten eines Traums (essay)
- 1983 Kassandra (vertelling)
- 1983 Voraussetzungen einer Erzählung: Kassandra (voordrachten)
- 1990 Was bleibt
- 1994 Auf dem Weg nach Tabou
- 1996 Medea. Stimmen
Bronnen, noten en/of referenties: |
|