Castoreum
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Castoreum of bevergeil is een uitscheidingsproduct van bevers.
Bevers hebben een klier tussen de anus en geslachtsorganen waarin castoreum wordt gevormd. Bevers gebruiken dit voor het invetten van de vacht. Het castoreum wordt als bijproduct gewonnen, bevers worden bejaagd voor hun pels.
Castoreum is een donkerbruine harsachtige substantie met een kenmerkende dierlijke zoete geur en een bittere sterke smaak, die kan worden vergeleken met die van muskus.
Castoreum werd veel gebruikt in parfum, maar was ook een ingrediënt in bittere dranken. Ook nu nog wordt het in alternatieve medicijnen gebruikt, het zou onder meer een afrodisiacum zijn. In castoreum zit salicylzuur, een onderdeel van aspirine, die de bever binnenkrijgt door de consumptie van wilgenschors. Jacob van Maerlant schreef hierover in zijn Der Naturen Bloeme al: "Scorsen van bomen ende blade eti". Al in de Oudheid werd castoreum door artsen gebruikt, bijvoorbeeld bij het bestrijden van koorts. Vermeldingen hiervan zijn te zien in de werken van onder meer Aristoteles. De Nederlandse schrijver Willem Bilderdijk beval het in zijn De ziekte der geleerden (1807) nog aan tegen kramp.
Gebruik in parfum en drank is niet meer zo gebruikelijk wegens de hoge prijs.