Blijde
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een blijde is een voorloper van het kanon. Blijdes werden gebruikt om bij een beleg projectielen te werpen naar een fort maar leenden zich ook heel goed om allerlei vuiligheid, kadavers, over de vestingwal te werpen (om ziekten te veroorzaken). Om die reden was de waterput in een kasteel vaak overdekt.
Er bestaan twee soorten blijdes: de slingerarm (of slingerblijde) en de lepelblijde.
[bewerk] De Lepelblijde
De lepelblijde is een belegeringswapen dat het best vergelijkbaar is met een grote lepel op een verrijdbare stellage, voortgetrokken door dieren of mensen. De energie die nodig is om een projectiel, neergelegd in de lepel, naar de vijand te slingeren werd opgeslagen in een groot aantal windingen in een dik touw. Het plotseling ontgrendelen van deze energie en het abrupte tegenhouden van de arm met de lepel deden het projectiel met kracht naar de vijand werpen. Het bereik van de projectielen kon worden beïnvloed door het aantal windingen te variëren in het touw. Het toestel was al bij de Romeinen bekend onder de bijnaam 'Onager' vernoemd naar een soort ezel die ook een gevaarlijke trap kon uitdelen. In de middeleeuwen werd het wapen als het ware herontdekt.
De blijde is een variant op de katapult.
De lepelblijde werd opgevolgd door de slingerarm, een belegeringswapen dat in staat is om veel grotere rotsblokken en andere projectielen over grotere afstand te schieten.