Adolf van Nassau (1540-1568)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Adolf van Nassau (Dillenburg, 11 juli 1540 – Heiligerlee, 23 mei 1568) graaf van Nassau, was de vierde zoon van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg. Adolf was de op een na jongste broer van Willem van Oranje (Willem de Zwijger).
Hij studeerde te Wittenberg. Adolf streed in 1566 tegen de Turken die steeds verder opdrongen in Europa. In 1568, toen zijn broer Willem de Zwijger de wapens opnam tegen Filips II, streed hij aan zijn zijde in Brabant. Adolf trok vervolgens in de troepenmacht van zijn andere broer Lodewijk mee naar het noorden, waar hij sneuvelde bij Heiligerlee. De Spaanse troepen werden bij Heiligerlee aangevoerd door Arenberg. De Slag bij Heiligerlee werd weliswaar door de troepen van Willem van Oranje gewonnen, maar het effect van deze overwinning wist Alva teniet te doen door op 6 juni 1568 de graven Egmont en Horne in Brussel te onthoofden.
[bewerk] Gesneuveld bij Heiligerlee
Adolf stierf in de slag bij Heiligerlee, die door zijn broer Lodewijk werd gewonnen. Nadat de staatse troepen de Spanjaarden hadden ingesloten sloeg het paard van Adolf op hol. Hij kwam midden tussen de Spaanse troepen terecht en de Graaf van Aremberg stortte zich persoonlijk op Adolf en doodde hem en twee ruiters die hem te hulp schoten. Kort daarna wordt de Graaf van Aremberg zelf neergeschoten en sterft ook. Het is niet bekend of graaf Adolf terug gevonden is. Er zijn verschillende verhalen bekend:
- Graaf Adolf van Nassau en Johan de Ligne, graaf van Aremberg zouden samen zijn opgebaard in de kloosterkerk van Mons Sinaï. Later zou Adolf overgebracht zijn naar Midwolda en daarna naar de Grote Kerk van Emden.
- Adolf van Nassau zou opgebaard zijn in de kloosterkerk en met militaire eer zijn bijgezet in het kasteel te Wedde. Van daaruit zou hij zijn overgebracht naar een stamslot in Oost-Friesland.
Waarschijnlijk is hij bijgezet in de Grote Kerk in Emden want het kasteel in Wedde, de Wedderborg, bleef een middelpunt van de strijd in de Tachtigjarige Oorlog. De Grote Kerk in Emden daarentegen was een toevluchtsoord voor de Nederlandse protestanten geworden. Ook is het zeer waarschijnlijk dat hij hier ligt omdat het harnas van de graaf nog altijd te zien is in het raadhuis van Emden. Dit lijkt het bewijs dat zijn lichaam wel degelijk is teruggevonden en is vervoerd naar Emden. Het is alleen niet zeker dat Adolf hier is begraven. In de stadsarchieven valt niks terug te vinden over een eventuele begrafenis van de graaf, en de kerk is in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd dus is er van het interieur weinig overgebleven. Zijn laatste rustplaats is nog altijd onbekend.
[bewerk] Nagedachtenis
Bij Heiligerlee is voor Graaf Adolf een monument opgericht. Op deze plek stond eerst een geknotte gedenknaald met daarop een urn. Deze was neergezet in 1826, op deze gedenknaald stond de tekst: “Den overwonnen held Graaf Adolf van Nassau hier ten plaatse voor ’s lands vrijheid gesneuveld den 23e Mei 1568”. Het monument werd slecht onderhouden en raakte in verval. In 1868 werd er een wedstrijd uitgeschreven om een grootser monument te vervaardigen ter ere van de driehonderdste sterfdag van de Graaf. Het winnende beeld was van de schilder J.H. Egenberger en de architect P. Schenkenberg van Mierop. Omdat de schilder bijna geen ervaring had als beeldhouwer werd de hulp van de Belgische Joseph Geels gevraagd. J.H. Egenberger ontwierp een stervende Adolf, ondersteund door een wraakzuchtige Nederlandse maagd.
Kroonprins Willem en prins Hendrik de Zeevaarder legden op 23 mei 1868 de eerste steen van het monument. P. Schenkenberg van Mierop wilde het monument op een stenen heuvel laten plaatsen maar dit zorgde voor de nodige meningverschillen. Joseph Geels ontwierp daarom het achtvoetige voetstuk. Op de voorkant van dit voetstuk staat de tekst: “25 mei 1568. De eerste zege in de tachtigjarige worsteling voor vrijheid der Nederlanden”. Op de rechterzijde staat:”Graaf Adolf van Nassau bleef in den roemrijken slag”. Op de linkerzijde staat: “Oranje met Nederland verbonden” en op de achterzijde:”25 mei 1868. Door het nageslacht den vaderen gewijd”. Op 23 mei 1873 vond de onthulling plaats door koning Willem III.
Ook in het vierde couplet van het Wilhelmus wordt zijn naam nadrukkelijk genoemd. Het luidt als volgt:
- Lyf en goet al te samen
- Heb ick u niet verschoont,
- Mijn broeders hooch van Namen
- Hebbent u oock vertoont:
- Graef Adolff is ghebleven
- In Vriesland in den slaech,
- Syn Siel int ewich Leven
- Verwacht den Jongsten dach