King George V-klasse (1939)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De King George V klasse was een serie van vijf slagschepen van de Royal Navy, die in de tweede helft van de jaren dertig en het begin van de jaren veertig van de 20e eeuw gebouwd zijn.
[bewerk] Schepen
- King George V (1940)
- Prince of Wales (1941)
- Duke of York (1941)
- Anson (1942)
- Howe (1942)
[bewerk] Ontwerp
Toen de Britten begonnen aan het ontwerp van de King George V klasse was het duidelijk dat het Tweede Londense vlootverdrag van 1936 geen lang leven zou leiden: steeds meer landen hadden moeite de bepalingen na te leven en trokken zich terug. De Britten volgden bij het ontwerp echter nog wel de meeste verdragsbepalingen. Zoals alle slagschepen die gebouwd werden onder de bepalingen van het verdrag van Washington (1922) en het verdrag van Londen (1930) was ook bij deze klasse gezocht naar een optimale balans tussen bescherming (pantser), vuurkracht en snelheid. Met deze serie schepen zijn de Britten daar beter in geslaagd dan de andere mogendheden. De King George V klasse voerde waarschijnlijk het zwaarste pantser dat ooit in een slagschip werd toegepast, met uitzondering van de twee Japanse super-slagschepen van de Yamato klasse. De hoofdpantsergordel was tot 391 mm dik, het pantserdek tot 178 mm en de hoofdgeschuttorens hadden zelfs 406 mm pantser aan de voorkant. De Britten vonden een snelheid van ca. 28 knopen acceptabel, waar andere marines opteerden voor slagschepen die om en nabij 30 knopen konden halen, maar daarmee waren ze bijvoorbeeld al beduidend sneller dan de Duitse pantserschepen van de Deutschland klasse.
De keuze voor het 14 inch (356 mm) kanon was een louter praktische. Het vlootverdrag van 1930 had het maximum kaliber van 16 inch (conform het verdrag van 1922) verder beperkt tot 14 inch en de Britten hadden al een bestelling geplaatst. Het hielp wel het gewicht van het schip te beperken. De King George V voerde dan wel een lichter kanon dan buitenlandse tijdgenoten, zoals de Bismarck, maar testen hadden uitgewezen dat de 14 inch granaten in staat waren op gangbare schootsafstanden de zwaarste pantsers te doorboren, althans de bepantsering waar Duitse slagschepen mee werden uitgerust. Bovendien was de vuursnelheid hoger, waardoor de trefkans vergroot werd. Aanvankelijk waren drie vierling torens gepland. Met liefst 12 kanons zou het schip een hogere vuursnelheid halen en per salvo meer gewicht aan granaten verschieten dan enige tijdgenoot. Vanwege topgewicht besloot men echter op de B-positie een dubbeltoren te plaatsen.
De schepen hadden als belangrijkste nadelen hun moeilijke manoeuvreerbaarheid en relatief lage boarding, waardoor ze in zware zee veel water overnamen. De vierling geschuttorens boden weinig ruimte aan de geschutbemanning en maakte het werken daarin benauwd.
[bewerk] Vervolg
Van een verbeterd en vergroot ontwerp, de Lion-klasse van 40.000 ton standaard waterverplaatsing, werden vier schepen gepland en twee nog op stapel gezet in 1939. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, enkele maanden later, werd de bouw echter stopgezet en uiteindelijk werden alle vier de schepen geannuleerd. Men wilde fondsen en werfcapaciteit bestemmen voor kleinere schepen waar op korte termijn meer behoefte aan was en die bovendien sneller gebouwd konden worden.
De Lion-klasse zou een bewapening voeren van 9 kanons van 16 inch (406 mm) in drie drielingtorens. Hetzelfde kaliber geschut als van de Rodney-klasse slagschepen. De secundaire bewapening was gelijk aan die van de KGV klasse.
Mede om tegengewicht te bieden aan de Japanse slagschepen werd voorgesteld om bestelde kanons en torens te bestemmen in een nieuw, snel te bouwen slagschip. Het ontwerp van de Lion-klasse werd hierop aangepast en in 1941 werd de Vanguard op stapel gezet. Uiteindelijk kreeg dat schip 8 kanons van 15 inch (381 mm) in 4 dubbeltorens, afkomstig uit de reserve voor de Hood, de Renown en Repulse. Dat de eerdere beslissing om het werk te staken aan de Lion-klasse een juiste was bleek eruit dat de Vanguard pas in 1946, na de oorlog, werd opgeleverd. De Vanguard werd daardoor "het enige Britse slagschip dat zijn kanons nooit in oorlogstijd afvuurde". Het schip was groter en zeewaardiger dan de KGV klasse, was sneller (30 knopen) en had een kortere draaicirkel.