Föhn (wind)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een Föhn is een warme droge wind die vaak aan de Noordzijde van de Alpen waait. De benaming is afgeleid uit het Latijnse "Favonius" (warme wind) en het gotische fôhn (vuur). In de Alpen is het een normaal verschijnsel, maar de föhn waait ook op veel andere plaatsen in de wereld, soms onder andere benamingen. Zelfs het Limburgse heuvelland kent soms een zwak föhneffect, wat daar plaatselijk aanleiding kan geven tot zonnig weer en een opmerkelijke temperatuurstijging.
Inhoud |
[bewerk] Ontstaan
In het Alpengebied steekt de föhn meestal op aan de voorzijde van een depressie die over Zuid-Frankrijk naar de Middellandse Zee trekt. Daar waait dan een warme zuidenwind, die vochtige lucht naar de Alpen voert. Aan de zuidelijke kant van dat gebergte wordt de lucht gedwongen te stijgen. De stijgende lucht zet uit en wordt daardoor kouder in een proces van adiabatische expansie. De koudere lucht kan minder water vasthouden, er treedt condensatie op waarbij warmte vrijkomt; het gecondenseerde water valt als regen. Wanneer de lucht aan de noordzijde van het gebergte omlaag stroomt, ondergaat zij adiabatische compressie en wordt daardoor warmer. De resulterende luchtstroom is warmer geworden dan de oorspronkelijke, doordat de condensatiewarmte over de berg is meegevoerd. De resulterende lucht is ook droger, omdat waterdamp uit de lucht als regen is gevallen. De noordzijde van het gebergte wordt in deze situatie ook wel de regenschaduw van het gebergte genoemd.
Hetzelfde verhaal gaat ook op voor de omgekeerde richting. De Föhn kan namelijke zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de Alpen optreden.
[bewerk] Nuancering
Helaas verklaart dit model niet alle föhnverschijnselen. Föhn kan ook optreden zonder wolken en regen aan de loefzijde van de berg. Een deel van de warmte in de föhnstroom is dan mogelijkerwijs meegevoerd van de andere kant van de berg, en mogelijk spelen ook complexe turbulentie processen een rol, als ook de vermenging van verschillende luchtlagen.
[bewerk] Gevolgen
In de Alpen is het voorjaar de favoriete periode voor de föhn, maar ook in het najaar en de winter waait die wind vaak. Sommige gebieden in Zwitserland hebben jaarlijks gedurende gemiddeld 33 dagen een warme, zuidelijke Föhnwind. Deze houdt soms enkele dagen aan. De temperatuur kan in enkele uren 10-25°C oplopen. Het grootste gemeten verschil in temperatuur was in Brannenburg am Inn: op 29 november 2000 om 23h 22°C, op 30 november 2000 om 6h -3°C. De relatieve vochtigheid kan tot 20% teruglopen, een zeer lage waarde die in Nederland en België niet vaak voorkomt. De gemiddelde snelheid is zo'n 25 kilometer per uur (windkracht 4), maar in windstoten kunnen snelheden van 100 kilometer per uur voorkomen. Een positief aspect van een Föhn is dat het zicht zeer helder wordt en de lucht opklaart, wat samenhangt met de droge lucht, en men daardoor schitterend uitzicht over de Alpen krijgt. Een zicht van 100km en meer is dan mogelijk.
In sneeuwrijke berggebieden vergroot de föhn het lawinegevaar. Ook neemt het aantal verkeersongelukken toe en krijgen veel mensen bij föhnweer last van verhoogde bloeddruk, hoofdpijn, spierpijn, slapeloze nachten en infrageluid. Daardoor is de föhn een belangrijk maatschappelijk verschijnsel. De oorzaak van de fysiologische effekten is wetenschappelijk gezien niet geheel opgehelderd. Als oorzaak wordt enerzijds de snelle luchtdrukwisseling vermoed, anderzijds een lichte uitdroging (dehydratie).
Benamingen voor de Föhn in andere delen van de wereld: zonda wind in Argentinië, puelche in Chili, chanduy in Mexico, Chinook wind, diabolo wind en Santa Ana wind in de Verenigde Staten, sharav in Israël, hamsin in het Arabisch, nor'west arch in Nieuw-Zeeland en halny in de Karpaten.
De naam van de haardroger föhn is van het hier beschreven verschijnsel afgeleid.
Bronnen, noten en/of referenties: |
|