Centraalsluiter
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een centraalsluiter is een sluiter in een fotocamera die het negatief laat belichten door zich van vanuit het centrum naar buiten toe te openen en na de belichting in omgekeerde richting weer te sluiten. Een sluiter zorgt voor de belichtingstijd van de film.
De ringvormige opening van de centraalsluiter kan groter dan wel kleiner worden gemaakt door lamellen die over elkaar heen schuiven. Naarmate er meer lamellen worden gebruikt om de opening te creëren zal de opening steeds dichter de ideale cirkelvorm benaderen. Behalve dat de centraalsluiter zorgdraagt voor de belichting neemt hij over het algemeen ook gelijktijdig de functie van het diafragma waar. Dit gaat eenvoudig door de maximale opening van de centraalsluiter overeen te laten komen met de diafragmaopening die is ingesteld.
De Centraalsluiter lijkt erg op de iris van het oog. De iris (het gekleurde deel van het oog) bestaat uit spiertjes die de pupil groot en klein kunnen maken.
[bewerk] Werking
Een Centraalsluiter onderscheidt zich van de spleetsluiter doordat deze meestal in het objectief is ingebouwd dus tussen de lenselelmenten terwijl de spleetsluiter over het algemeen achter het objectief - vlak voor de film zit. In elk objectief zit dus een (duur) mechanisme ingebouwd wat een dergelijk objectief vaak iets duurder maakt dan vergelijkbare objectieven die gemaakt zijn voor spleetsluitercamera's.
Een tweede nadeel van de centraalsluiter is dat er minder snelle sluitertijd mee haalbaar zijn dan mogelijk met een spleetsluiter. Met name bij onderwerpen met veel beweging (sport) is dit een eigenschap die van belang is.
Echter kent de centraalsluiter ook een aantal voordelen, een belangrijke is dat er sprake is van minder vertekening dan bij een spleetsluiter. Een van de redenen is dat de sluiter in het optisch ideale punt in het objectief kan worden ingebouwd. Bij een spleetsluiter kan dat niet want die zit altijd achter het objectief en vaak is dat vanuit optisch oogpunt gezien niet helemaal ideaal. Een tweede reden waarom er sprake is van minder vertekening heeft te maken met de manier (beweging) waarop de sluiter er voor zorgt dat de film wordt belicht:
In de meeste camera's is er sprake van een opnameformaat die breder is dan hoog. In die gevallen zal een horizontaal aflopende spleetsluiter meer tijd nodig hebben om de belichting te voltooien dan een verticaal aflopende. En omdat het meestal gaat om 2 'gordijnen' die vlak na elkaar vertrekken; de eerste gordijn maakt een opening waardoor het licht op de film kan vallen en het tweede gordijn wordt weer dichtgetrokken om de belichting te stoppen. Deze 'spleet' trekt als het ware van boven naar beneden of van rechts naar links over het filmvlak. De film wordt dus niet over de gehele oppervlakte op hetzelfde moment belicht. Met name bij snelbewegende voorwerpen kan er daardoor vertekening optreden. Een wiel van een racewagen is bijvoorbeeld niet meer rond maar ovaal. Deze vorm van vertekening ontbreekt volledig bij een centraalsluiter.
[bewerk] Flitssynchronisatie
Een ander aandachtspunt bij de opnamespleet van een spleetsluiter is dat er niet geflitst kan worden wanneer de 'spleet' over het filmoppervlak trekt. De tijd die de spleet er over doet om aan de overkant te komen is verhoudingsgewijs veel langer dan de duur van de flits. Dus bij een flits zal maar een heel smal deel van de film belicht worden. Daarom kan er bij spleetsluiters alleen geflitst worden wanneer de spleet net zo breed is als het hele opnameformaat, dus helemaal open staat. De eerste gordijn is dan al aan de overkant voordat de tweede gordijn vertrekt en in feite is er dan ook geen sprake meer van een spleet want de opening staat volledig open. Meestal komt deze flitssynchronisatietijd bij middenformaatcamera's overeen met 1/60 seconde maar bij moderne spiegelreflexcamera's kan deze snelheid hoger zijn. De af te leggen afstand is tenslotte ook kleiner bij kleinbeeld dan bij rolfilm.
Een centraalsluiter heeft geen flitsynchronisatietijd en er kan zonder meer bij iedere beschikbare sluitertijd worden geflitst wat het met name heel flexibel inzetbaar maakt bij combinaties van daglicht met flitslicht. Heel subtiel inflitsen is dan namelijk mogelijk.