Besturingssysteem
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een besturingssysteem (in het Engels operating system of afgekort OS) is een programma (meestal een geheel van samenwerkende programma's) dat na het opstarten van een computer in het geheugen geladen wordt en dat de functionaliteiten aanbiedt om andere programma's uit te voeren.
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken
Het besturingssysteem wordt meestal van de harde schijf gelezen, maar soms ook wel vanuit ROM-geheugen of vanaf een verwisselbaar medium zoals een diskette, cd-rom, dvd, of (voor ingebedde systemen) een flashgeheugen. Een schijfloos systeem, d.w.z. een systeem zonder harde schijven, kan opstarten vanaf een netwerk in een zogenaamde Thin client configuratie. De protocollen BootP en het nieuwere DHCP voorzien hierin.
Het besturingssysteem zorgt onder meer voor het starten en beëindigen van andere programma's, het regelt de toegang tot de harde schijf, het beeldscherm, de invoer van gegevens. De andere programma's die gestart kunnen worden, heten applicaties. Zo'n applicatie maakt gebruikt van het besturingssysteem door middel van een Application Programming Interface (API). Deze API abstraheert de toegang tot de verschillende randapparatuur, zoals harde schijf, printer en beeldscherm.
Gebruikers maken van het besturingssysteem gebruik door middel van een opdrachtregel, zoals MS-DOS of de UNIX-terminal, of een grafische gebruikersomgeving zoals Microsoft Windows of het X Window-systeem.
[bewerk] Taken
[bewerk] Hoofdtaken
- Het opstarten van het systeem; er wordt gezorgd dat alle benodigde bestanden worden geladen.
- Het verdelen van toegang tot systeembronnen (ram geheugen, opslag, printer etc.) tussen actieve programma's.
- Actieve programma's de mogelijkheid bieden om een gebruikersinterface weer te geven. Vrijwel elk besturingssysteem heeft ook zelf een user interface. Voorbeelden zijn de DOS prompt en Windows Verkenner.
- Programma's uitvoeren. Het uit te voeren programma wordt naar het interne geheugen geschreven. De processor voert de opdracht uit.
- Communicatie met randapparatuur:
- Invoer: via randapparaten zoals het toetsenbord en de muis moet correct verwerkt worden.
- Uitvoer: via randapparaten zoals de monitor en de printer, deze moeten de juiste instructies krijgen.
- Geheugenbeheer:
- Intern geheugen: indeling en gebruik ervan door een of meer applicaties.
- Extern geheugen: Organisatie voor opslag van gegevens en regeling voor het ophalen en wegschrijven van bestanden.
[bewerk] Bijkomende taken in complexere systemen
- Multitasking: bepalen welk programma op welk moment moet draaien (als het besturingssysteem het toelaat dat meer programma's tegelijkertijd draaien).
- Gebruikersbeheer bij servers en multi-useromgevingen.
- uitvoer van achtergrondprocessen, vanaf Windows NT, Windows XP heten deze ook wel windows services
- Energiebeheer bij laptops en computers die op batterijen werken.
[bewerk] Opstarten
Het is gebruikelijk om het besturingssysteem na het starten van de computer te laden vanaf een harde schijf. Deze werkwijze geeft de mogelijkheid het besturingssysteem door een meer recente versie te vervangen, of zelfs een geheel ander besturingssysteem te kiezen. Het laden van een systeem vanaf een harde schijf was vroeger minder vanzelfsprekend.
Ook kan het besturingssysteem, net als de firmware, in chips gebrand worden. Dit werkt zelfs sneller dan het starten vanaf een harde schijf en maakt de hardware compacter. Dit wordt toegepast bij veel mobiele apparaten, zoals Personal Digital Assistants (PDA's) en mobiele telefoons
Ook worden computers gebruikt met een ingebed systeem, vaak inclusief een toepassingsprogramma. Het gaat dan meestal om een apparaat met slechts één doel, bijvoorbeeld besturing van wasmachine, een melkmachine, slagbomen, een weegbrug enz.
[bewerk] Pc
Het eerste programma, dat actief wordt na het inschakelen van een personal computer is tot 2006 het Basic I/O System (BIOS). Vanaf 2006 wordt dit geleidelijk aan vervangen door EFI.
[bewerk] Zie ook