Ampèremeter
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De ampèremeter is een meetinstrument om elektrische stroom te meten. De sterkte van een elektrische stroom wordt uitgedrukt in ampère, vandaar de naam ampèremeter.
De vroegste vorm van de ampèremeter is de elektromagnetische meter. Het gebruikt het principe dat rond een geleider waar een elektrische stroom vloeit een magnetisch veld wordt opgebouwd. Door deze geleider, meestal een koperdraad, rond een klos te wikkelen (een dergelijke constructie noemt men een spoel) werd dit magneetveld versterkt, en het opgewekte magneetveld werd gebruikt om een stuk weekijzer aan te trekken dat met een veer op zijn plaats werd gehouden. Door te kijken hoever het weekijzer aangetrokken werd kon men een uitspaak doen over de elektrische stroom die door de spoel liep.
Getracht werd om de inwendige elektrische weerstand van een dergelijke spoel zo klein mogelijk te maken om de invloed van het meetapparaat op de door te meten elektrische schakeling zo klein mogelijk te houden.
Een praktische elektromagnetische meter gebruikt een zeer kleine spoel die een halfrond stuk aan een as opgehangen en met een spiraalveer op zijn plaats gehouden stuk weekijzer kan aantrekken. Aan de as van deze constructie is een lange wijzer verbonden die de gemeten stroom op een wijzerplaat aanduidt. Omdat een dergelijke minieme spoel makkelijk kan oververhitten en verbranden als er zeer grote stromen door liet vloeien, plaatste men vaak een weerstand parallel over de spoel (een shuntweerstand) waar de bulk van de stroom doorheen kon vloeien. Zo werd het ook mogelijk zeer grote stromen meten. Een variatie hierop was dat men een weerstand met een zeer grote waarde in serie met deze meter plaatste (een voorschakel weerstand), zo verkreeg men een voltmeter.
Omdat de elektromagnetische meter aan nauwkeurigheid te wensen overliet, heeft men later een draaispoelmeter ontworpen. Deze analoge meter was niet alleen nauwkeuriger, maar had tevens een lager eigen verbruik.
Praktische hedendaagse ampèremeters zijn in principe voltmeters met een laagohmige weerstand over hun meetcontacten. Deze voltmeters zijn bijna allemaal van het digitale type, ze gebruiken een analoog naar digitaal-converter (ADC) en een kleine computer om een spanning te meten en op een LCD-scherm te tonen.
Eén probleem met ampèremeters is dat het te meten elektrische circuit fysiek onderbroken moet worden om de meter in het circuit op te kunnen nemen. Daarom wordt bij het meten van wisselstromen vaak gebruik gemaakt van een zogenaamde stroomtang. Deze bestaat uit een in twee delen gesplitste weekijzeren ring die om de draad geplaatst kan worden waar de te meten wisselstroom doorheen vloeit. Het opgewekte magneetveld rond de draad wordt dan in het weekijzer opgevangen, en in een om een deel van deze weekijzeren kern gewikkelde spoel wordt dan weer een makkelijk te meten elektrische spanning opgewekt.
Zie ook: universeelmeter |