Nehalennia
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Nehalennia was een voor-Keltisch-Germaanse beschermgodin van vissers en zeelui, die in de 2e en 3e eeuw na Christus werd vereerd bij de monding van de Schelde en in Keulen. Er waren in die tijd tenminste twee en misschien drie tempels van Nehalennia aanwezig in wat nu Zeeland is. Deze streek was toentertijd een belangrijke schakel in het Romeins handelsverkeer tussen de Rijnstreek en Engeland. Het merendeel van de offerstenen die zijn opgedoken getuigen van het belang van deze handelsroute omdat het gaat om offerstenen die zijn geschonken door kooplui na een veilige oversteek naar Engeland.
De cultus van Nehalennia roept nog veel vraagtekens op, zij wordt soms geassocieerd met het hiernamaals maar waarschijnlijk was zij ook een godin van de vruchtbaarheid. Ze wordt meestal zittend afgebeeld met een hond, wel eens geïnterpreteerd als symbool van trouw, en met vruchten of appels, die begrepen kunnen worden als symbool van vruchtbaarheid of vergankelijkheid. Een hond heeft binnen de indo-europese mythologie echter vaker de grimmige rol van hellehond en bewaker van de onderwereld. In Romeinse bronnen werd de woeste Noordzee bij één gelegenheid beschreven als geteisterd door honden[1]. Appels verwijzen in de Europese mythologie meermalen naar anderwereldse (hiernamaals?) oorden zoals het appelland avalon en de tuin van Hesperia.
De naam is waarschijnlijk verbasterd tot Neeltje Jans. Deze naam is gegeven aan het werkeiland van de Oosterscheldekering, onderdeel van de deltawerken.
Op 14 april 1970 vond de visser K.J. Bout delen van een Nehalennia-altaar in zijn netten, terwijl hij bij Colijnsplaat aan het vissen was. Later vond hij circa 200 votiefstenen en resten van een Romeins bouwwerk. Bij Domburg zijn al in 1647 resten van een Nehalennia-tempel gevonden. Nog twee altaren werden gevonden in Keulen maar zijn in de Tweede Wereldoorlog bij een bombardement vernietigd.
Nehalennia is sinds 1997 ook de naam van de Middelburgse openbare scholengemeenschap.
Inhoud |
[bewerk] Etymologie
Het is onbekend of de naam Nehalennia een Germaanse, Keltische of andere oorsprong heeft. Stammen die toentertijd rondwaarden werden enerzijds door Romeinse geschiedschrijvers aangeduid als Germaans en worden anderzijds vaak door de hedendaagse archeologie geïdentificeerd - of althans gedeeltelijk - als Keltisch. Bovendien moet worden onderkend dat Nehalennia de Latijnse transcriptie is van een naam uit een andere taal, en zodanig verbasterd is.
Mogelijk is de naam te herleiden tot een samenspel van een aantal (proto-)Keltische of Germaanse woordstammen. Opgemerkt dient te worden dat het Keltisch en het Germaans twee verwante taalgroepen zijn die ook een grotendeels gemeenschappelijke archeologische cultuurhorizon delen, met echter enkele subtiele verschillen.
Naar de oorsprong van de naam kan per lettergreep of per samengestelde groep van twee lettergrepen worden gezocht. In aanmerking komt afleiding vanuit het proto-indo-europese *nek (dood, brengen) voor de eerste lettergreep, *nebh (nevel) voor de eerste twee lettergrepen en onderzoek naar het achtervoegsel "ennia".
Voor het indo-europese *nek geldt als gereconstrueerde proto-keltische equivalent de stam *nek-e/o- (doden). Ondanks enkele verwijzingen van de votiefbeelden naar de onderwereld, valt deze verklaring niet helemaal te rijmen met de vruchtbaarheidsattributen van de godin.
Een beschouwing van de eerste twee lettergrepen (“Nehal”) levert mogelijkheden op voor zowel een verklaring uit het (proto-)Germaans als uit het (proto-)Keltisch.
In geval van een Germaanse oorsprong van “Nehal” zou *nihw-ela- (*nigw-ela-) uit het proto-germaans aanknopingspunten kunnen bieden. Het woord is etymologisch gerelateerd aan het woord “vernielen” in het moderne Nederlands. Deze afkomst zou in overeenstemming zijn met de funeraire symboliek in de motieven op de altaren van Nehalennia, alsmede met haar identificatie binnen de Indo-Europese vrouwelijke drie-eenheid (vergelijk Moirae, Nornen) als de godin van de toekomst (vergelijk de Noorse toekomst-norn Skuld, die tevens walkure was en gezeten op de rug van een hellehond strijders voor het toekomstige Ragnarok verzamelde).
Van het proto-keltisch weten we veel minder, evenmin als van de Oud-Keltische godsdienst, maar in geval van een Keltische oorsprong ligt een afleiding van het proto-indo-europese (PIE) *nebh- (nevel, natheid) voor de hand. Eén argument voor de waarschijnlijkheid daarvan is het parallelle ontstaan daaruit - via een Keltische dialectvorm *nob (natheid) - van de godennaam Abnoba (waarin het eerste lid “rivier” betekent). Abnoba is een vergelijkbare Keltische woud- en riviergodin, die werd aanbeden in het Zwarte Woud. Een ander argument voor afleiding uit deze PIE-stam is de bredere ontwikkeling die dit oerwoord in het Keltisch doormaakte naar de betekenissen “Hemel” (nem in het Oud-Iers; nef in het Welsh, Cornish en Bretons) en “Wolk” (Oud-Iers: nēl, gen. niuil m ; Welsh niwl, nifwl; Cornish niul). Hierin is de karakteristieke Keltische evolutie van harde dentalen naar meer geaspireerde medeklinkers waar te nemen. “Nehal” heeft dan dezelfde woordstam en globale betekenis als het Nederlandse “nevel”, een woord met een haast cultuuroverstijgende (IE-) context. Vergelijk hiervoor ook de mythische betekenis van het Germaanse Niflheim, eveneens afkomstig uit dezelfde PIE-stam, het vaag gedefinieerde maar roemrijke geslacht der Nibelungen en de aanwezigheid in het Bataafse Nederland van de door Tacitus genoemde (nog niet geïdentificeerde) rivier met de naam Nabalia. Over dit laatste geldt dat riviernamen doorgaans honkvast in verband stonden met de cultus van een riviergodin.
“Nevel” heeft in voorchristelijke tijden hoogstwaarschijnlijk ook een duistere religieuze associatie gehad met destructieve natuurkrachten. Het woord kan daarmee een dubbele betekenis hebben gehad, waarvan het onderlinge verband alleen in de context van een reeds lang geleden verloren gegane heidense cultuurwereld begrepen kan worden. In het Latijn, dat veel beter bekend is dan het oude Germaans of Keltisch, kan iets daarvan bewaard zijn gebleven in de sterk uiteenlopende betekenis van de verwante woorden “nebula” (nevel, mist, damp) en “nebulo” (windbuil, losbol, deugniet). Als ook het oude Keltisch (sterker verwant aan het Latijn dan aan het oude Germaans) dit negatieve synoniem aan het woord voor nevel had behouden, is de bovenstaande verklaring van “Nehal” uit het proto-germaanse “*nihw-ela-” (vernielen) voor het veronderstelde onderwereld-aspect van Nehelennia overbodig. Deze strekking kan dan insgelijks ook op basis van hetzelfde speculatieve proto-keltische woord voor nevel worden verondersteld. Sterker, aangezien het PIE-equivalent van dit proto-germaanse stamwoord nog onbekend is en er vanuit de vergelijkende linguïstiek ook nog geen verwante tegenhangers gevonden zijn in andere IE-talen, kan de Germaanse wereld dit woord in de destructieve betekenis ervan rechtstreeks uit de Keltische wereld hebben overgenomen. Volgens deze zienswijze zijn beide bovenstaande etymologische verklaringen dus niet strijdig maar wederzijds aanvullend en is Nehalennia de personificatie van zowel vruchtbaarheid (watergodin) als het hiernamaals (schikgodin).
De uitgang -ennia, tenslotte, kan eenvoudig een verbastering van uitheemse (Romeinse) oorsprong zijn. Verwijzingen naar de Keltische moedergodin Anu, inclusief een interpretatie van het honden-motief als symbool voor een moeder-zoonverering (In de Ierse mythologie wordt Anu voorgesteld als moeder van drie zoons die hun gedaante kunnen veranderen in die van een hond), blijven volledig speculatief.
[bewerk] Externe links
- http://www.godin.nehalennia.info/
- Nehalennia
- Proto-Celtic — English lexicon
- Pokorny's *ab-
- Watkin's *nebh-
- Gereconstrueerde Nehalennia tempel te Colijnsplaat
- [1] - Nehalennia te Middelburg
- Stichting Beweegreden, Epe
[bewerk] Literatuur
- Jona Lendering, De randen van de aarde. De Romeinen tussen Schelde en Eems, 2000 Amsterdam, blz.164-168
- P. Stuart and J.E. Bogaers, Nehalennia. Römische Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat, 2001 Leiden
[bewerk] Referenties
- ^ ALBINOVANUS PEDO, geciteerd door Seneca in Suasoriae (i. 15), vergelijkt de woede van de zee tijdens de storm die Germanicus in de Noordzee trof (16 na Chr) met die van "de honden van de zee".
Godheden en mythische figuren of wezens in de Keltische mythologie | ||
---|---|---|
Anu – Badb – Banba – Belenos – Branwen – Breg – Bres – Cailleach – Camulos – Cernunnos – Cú Chulainn – Dagda – Danu – Epona – Ériu – Esus – Fand – Fódla – Gwendolyn – Llŷr – Lugh – Luxovius – Lí Ban – Marrigu – Macha – Morrigan – Nehalennia – Nemain – Ogma – Seela – Sequana – Sídhe – Taranis – Teutates – Tuatha Dé Danann – |