Louis Pasteur
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Louis Pasteur (Dôle, 27 december 1822 - Saint-Cloud, 28 september 1895) was een Frans scheikundige en bioloog, vooral bekend vanwege de naar hem vernoemde pasteurisatietechniek en door zijn ontdekking van het vaccin tegen hondsdolheid.
[bewerk] Biografie
Pasteur werd geboren in Dôle, Frankrijk. Hij studeerde scheikunde en biologie. Zijn wetenschappelijke carrière begon in 1848 met onderzoek aan wijnsteenzuurkristallen. Hij ontdekte dat er twee vormen van wijnsteenzuur bestaan waarvan de kristallen elkaars spiegelbeeld zijn. Ook ontdekte hij dat de ene vorm wel, maar de andere vorm niet door bacteriën kon worden gebruikt als voedsel. Daarmee is hij een van de eersten die macroscopische effecten van de ruimtelijke bouw van moleculen beschreef en de vader van de stereochemie.
In 1854 werd hij tot hoogleraar in de scheikunde aan de universiteit van Rijsel benoemd, totdat hij in 1857 directeur voor natuurwetenschappelijk onderzoek werd aan de École normale supérieure in Parijs.
Hij ontwikkelde de theorie dat de oorzaak van veel ziekten een minuscuul levend wezen was, een 'micro-organisme'. Zijn "ziektekiem-theorie" of "microbe-theorie" is één van de belangrijkste ontdekkingen in de medische geschiedenis. Hij introduceerde nieuwe concepten als sterilisatie van gereedschappen en wondverbanden.
Pasteur was de uitvinder van het pasteuriseren, het proces waarin schadelijke microben in aan bederf onderhevige voedselproducten worden vernietigd door het voedselproduct kortstondig te verhitten, zonder het product te beschadigen.
Pasteur ontdekte dat er verschillende soorten gistcellen voorkomen en dat niet alle gisten even geschikt zijn voor een goede gisting en bijgevolg een optimale smaak van wijn en bier.
Hij toonde op overtuigende wijze aan dat bedorven voedsel geen micro-organismen voortbrengt; integendeel, rotting en gisting worden veroorzaakt door micro-organismen die in de lucht aanwezig zijn. In 1874 kreeg hij de Copley Medal.
[bewerk] Hondsdolheid
Pasteur ontwikkelde een virus-vaccin tegen hondsdolheid. Hij slaagde erin een hond immuun te maken en hij behandelde paarden. Op 8 juli 1885 bracht men Pasteur de negenjarige Joseph Meister uit de Elzas, die twee dagen voordien door een dolle hond was gebeten. Pasteur begon met de door hem ontwikkelde inentingen, iets wat voor hem persoonlijk riskant was, omdat hij geen erkend geneesheer was. Na wekenlange behandeling van de jonge patiënt, die hoogrood was aangelopen door de koorts, genas de jongen en kon Pasteur met recht zeggen de hondsdolheid te hebben overwonnen.
Louis Pasteur kwam te overlijden in 1895. Pasteur stond bekend als vroom christen en bad dagelijks intensief, daaronder de rozenkrans. Hij werd begraven in de kathedraal van Notre-Dame van Parijs, maar zijn lichaam werd vrij snel daarna verplaatst naar een crypte van de katholieke kapel in het Pasteur Instituut te Parijs.
De eerder genoemde Meister was portier bij het instituut. Toen de Duitse bezetters in 1940 hem vroegen de tombe van Pasteur te openen, pleegde Meister zelfmoord in plaats van zijn redder de eer te ontnemen.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Louis Pasteur op Wikimedia Commons.
|