Herman Van den Reeck
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Herman van den Reeck (Borgerhout, 21 april 1901- Antwerpen, 12 juli 1920) was een Vlaams student die tijdens een betoging door de politie werd neergeschoten.
Hij was al op zeer jeugdige leeftijd bedrijvig in de Vlaamse Beweging en engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Activisme. Na de bevrijding schreef hij zich in aan de Université Libre de Bruxelles en ging er Natuurwetenschappen studeren. Door zijn flamingantisme kwam hij er in de problemen.
Zijn afkeer van de Franstalige bourgeoisie vertaalde zich in vlaamsgezindheid en links radicalisme. Hij was ook pacifist en sloot zich aan bij de Clarté-groep.
Ondanks een officieel verbod kwamen op 11 juli 1920 ongeveer 30.000 Vlamingen samen in Borgerhout voor een Guldensporenviering. Na de manifestatie begaven een groot aantal van hen zich naar het centrum van Antwerpen. Daar kwam het tot schermutselingen met de politie die trachtte de vlaggen van de manifestanten in beslag te nemen. Toen Herman van den Reeck probeerde te beletten dat de vlag van een groep meisjes werd afhandig gemaakt, werd hij van op korte afstand door een politieman neergeschoten. De kogel drong binnen via de bovenarm en doorboorde beide longen. Na drie kwartier in het politiebureau gelegen te hebben werd hij naar het ziekenhuis overgebracht, echter niet voordat de levensgevaarlijk gekwetste Van den Reeck onder dwang een schuldbekentenis had ondertekend. De volgende dag bezweek hij aan zijn verwondingen.
De begrafenis van Herman van den Reeck op 17 juli 1920 werd massaal bijgewoond door Flaminganten van uiteenlopende strekkingen die hem beschouwden als een martelaar voor de Vlaamse zaak.
In 1966 werd hij bijgezet op de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof naast Hendrik Conscience.