Georges Eekhoud
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Georges Eekhoud ( Antwerpen, 27 mei 1854 - Schaarbeek (Brussel), 29 mei 1927) was een Belgische Franstalige schrijver die zijn Vlaamse afkomst nooit heeft ontkend. Hij was tevens dichter, kunstcriticus en vertaler.
Inhoud |
[bewerk] 1854 - 1898
Georges Eekhoud werd opgevoed in een burgerlijk gezin. Zijn moeder overleed in 1860, zijn vader in 1865. Zijn voogd werd daarna zijn oom Henri Oedenkoven, industrieel en oud-burgemeester van Borgerhout. Eekhoud ging naar school in Mechelen, en vanaf 1866 naar het pensionaat Breidenstein in Grenchen, Zwitserland. Behalve mathematica en wetenschappen leerde hij ook Duits, Engels en Italiaans. Er zijn aanwijzingen dat hij zowel in Mechelen als in Granges erotische vriendschappen met medescholieren had [1]. In 1871 overleed zijn oom plotseling, en in 1872 ging de jonge Eekhoud naar de Militaire School in Brussel (Charles de Coster was er een van zijn repetitoren). Maar na drie maanden werd Eekhoud, naar het schijnt na een duel met zijn kameraad Camille-Aimé Coquilhat, weggestuurd van de Militaire School.
Daarna is hij bij zijn enige resterende directe familielid gaan wonen, zijn hoogbejaarde grootmoeder, en vond hij een baan bij een krant. Behalve correctiewerk begon hij als negentienjarige met publiceren, een feuilleton. In de jaren zeventig ging zijn belangstelling uit naar het Parijse literaire klimaat. Hij zoekt Emile Zola op in Médan. Hij raakt bevriend met Paul Verlaine. Hij ontmoet de schilders Jean-François Millet en Théodore Rousseau. Hij schrijft gedichten. Drieëntwintig jaar oud publiceert hij zijn eerste boek, de dichtbundel "Myrtes et Cyprès". Georges Rodenbach, Camille Lemonnier en Théo Hannon maken in deze periode deel uit van zijn vriendenkring. Hij erft van zijn overleden grootmoeder en gaat in Kapellen wonen.
Vanaf 1880 woont hij in Brussel. Daar is hij redacteur van het tijdschrift "L'Étoile belge". Hij gaat ook deel uitmaken van de ploeg van "La Jeune Belgique" en levert talrijke bijdragen tot het tijdschrift.
In 1883 verschijnt zijn eerst roman "Kees Doorik". Zijn held is dan al een van de paria's waarvoor de schrijver zoveel sympathie zal opbrengen. In "Kermesses" (1884) en vooral in "La Nouvelle Carthage" (1888)), bevestigt Eekhoud zijn sociale credo : een esthetische betrokkenheid met de verschoppelingen en uitgesproken afkeer voor de burgerij. In dit verband treedt hij de definitie van Gustave Flaubert bij: "J'appelle bourgeoisie tout ce qui est de bas" ("Ik heet bourgeois, al wat laag bij de grond is"). Hij blijft ook steeds de woorden indachtig van Charles de Coster die zijn repetitor was aan de Militaire School: "Vois le peuple, le peuple partout! La bourgeoisie est la même partout" (Kijk naar het volk, waar dan ook! De burgerij is waar dan ook niet anders). Zulke opvattingen brengen hem ertoe "La Jeune Belgique" te verlaten om aan te sluiten bij de groep van "Le Coq rouge" (zie verder).
Van 1892 af neemt Eekhoud deel aan de oprichting van de "Fondation de l'Art social" (Stichting voor Sociale Kunst) met Camille Lemonnier, Emile Verhaeren en socialistische voormannen als Emile Vandervelde. Hij schrijft ook het literaire luik van het Jaarboek van de "Section d'art" van het Volkshuis.
In 1892 ontmoet Eekhoud Henri de Régnier en Remy de Gourmont in Parijs. Als lid van een tijdschrift van anarchistische strekking, dat weldra de naam "Mercure de France" zal dragen, verzorgt Eekhoud een letterkundige kroniek van 1897 tot 1906.
Een bijzondere en langdurige vriendschap, niet geheel onttrokken van homoseksuele componenten, onderhoudt Eekhoud met de journalist Sander Pierron. 224 brieven die Eekhoud van 1892 tot 1927 aan Sander Pierron schreef, worden bewaard in het Antwerpse Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven (AMVC). Zes brieven van Sander Pierron aan Georges Eekhoud worden bewaard in de Brusselse "Archives et Musée de la littérature". Een keuze uit deze brieven werd in 1993 uitgebracht onder redactie van Mirande Lucien bij uitgeverij GKC in Lille. In 1893 wordt hem de "Prix Quinquennal de littérature française" uitgereikt voor zijn "La nouvelle Carthage".
In 1895 richt hij met Eugène Demolder, Maurice Des Ombiaux, Emile Verhaeren en Maurice Maeterlinck het tijdschrift "Le Coq rouge" op, na een splitsing binnen "La Jeune Belgique". Terzelfder tijd vindt hij aansluiting bij de ideeën van de advocaat Edmond Picard. Die is vrijmetselaar, actief militant voor de artistieke en literaire avant-garde, eerste socialist in de Belgische Senaat maar tevens virulent antisemiet. Onder druk van Giraud verliest Eekhoud zijn werk bij "L'Étoile Belge". Zijn financiële moeilijkheden stapelen zich steeds verder op.
[bewerk] 1899 - 1913
In 1899 werden in een boekhandel te Heist vier zedenschennende publicaties in beslag genomen waaronder "L'Escal-Vigor" van Eekhoud (de andere werken waren van Octave Mirbeau, Octave Pradels en Camille Lemonnier). "Escal-Vigor" had op een veeleer terughoudende, dubbelzinnige manier homoseksualiteit tot onderwerp. Het boek handelt over graaf Henry de Kehlmark en zijn platonische verhouding met een jonge boer, Guidon Govaertz. Een Brusselse advocaat zou in eerste instantie geprobeerd hebben bij het parket van Brabant klacht in te dienen, maar de zaak werd geklasseerd. De advocaat bezat echter een villa aan de kust en was in het nabije Brugge bevriend met Léon-Edouard-Ghislain-Marie Janssens de Bisthoven, procureur des Konings (beiden behoorden tot de uiterst behoudsgezinde katholieke kringen). De boeken werden vervolgens besteld te Heist en daar in beslag genomen. De eerste twee auteurs (Mirbeau en Pradels) werden uiteindelijk met rust gelaten, maar Eekhoud en Lemonnier moesten voor het Assisenhof van Brugge verschijnen wegens inbreuken op de wet betreffende de persdelicten. Verschillende letterkundige vrienden stonden achter hen. Eekhoud wordt vrijgelaten, na een pleidooi van advocaat Edmond Picard, die overigens ook vrienden als Camille Lemonnier en Félicien Rops in soortgelijke processen verdedigde. Camille Lemonnier zal pas enkele jaren laten worden vrijgesproken.
"Escal-Vigor" zal een beslissende invloed hebben op de Nederlandse dichter en schrijver Jacob Israël de Haan. Een van diens Libertijnse liederen uit 1914 zal de sfeer van Eekhouds roman proberen op te roepen en De Haan schrijft bovendien in 1904 de eerste Nederlandstalige roman met uitgesproken homoseksuele thematiek, "Pijpelijntjes". Het boek zal trouwens eenzelfde behandeling te beurt vallen als "Escal-Vigor": het verdween binnen een week na verschijnen uit de boekhandel. Op zijn beurt schreef Eekhoud het voorwoord voor De Haans roman met sado-masochistische inslag "Pathologieën" (1908).
In 1902 start Eekhoud met een reeks publieke voordrachten over letterkundige onderwerpen in Schaarbeek, Brussel en Sint-Gillis.
In 1903 wordt hij benoemd aan de "École normale d'instituteurs", waar hij les geeft over de geschiedenis van de Franse letteren. In 1908 verschijnt een bloemlezing uit zijn werk en in 1913 verschijnt een geheel aan Eekhoud gewijd nummer van het tijdschrift "La Société Nouvelle". En in 1909 werkt hij enthousiast mee aan het literaire maandblad Akademos van de Franse schrijver Jacques d'Adelswärd-Fersen.
Als kunstcriticus publiceert hij in 1911 een werk over de Belgische dierenschilders ("Les Peintres animaliers belges") en in 1924 een monografie over David Teniers de Oude.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog steekt Eekhoud zijn protest tegen de oorlog niet onder stoelen of banken. Omwille van zijn openlijke pacifistische uitlatingen, die als niet-vaderlandslievend worden ingeschat, wordt hij gedwongen ontslag te nemen. Naar aanleiding hiervan wordt een internationele steunactie op het getouw gezet, waaraan ook Henri Barbusse en Romain Rolland hun medewerking verlenen.
[bewerk] 1914 - 1927
In 1920 overlijdt zijn echtgenote. Eekhoud wordt op voordracht van koning Albert I aangewezen als een der eerste leden van de "Académie Royale de Langue et de Littérature françaises" (Koninkljke Academie van de Franse taal en letterkunde").
Op 29 mei 1927 overlijdt Eekhoud in zijn Schaarbeekse woning.
[bewerk] Waardering
Eekhoud schildert het Kempense landschap ("Kees Doorik", "Les Kermesses", "Mes communions"), de haven van Antwerpen met zijn beruchte wijken, bevolkt door individuen die maatchappelijk, religieus of seksueel uit de band springen; opstandelingen met een groot hart die zich vanuit hun edele inborst afzetten tegen de bekrompen en zelfzuchtige burgerij ("La Nouvelle Carthage" uit 1888).
Hij bewondert de Engelse letterkunde en vertaalt Webster, Beaumont, Fletcher en ook Marlowe.
Eekhoud leefde in de perceptie lang als een streekauteur, gewaardeerd voor zijn beschrijvingen van het dagelijkse landelijke en stedelijke leven. Hij portretteert de donkere zijde van het menselijke verlangen en schreef over marginalen en over de arbeidersklassen.
Eekhoud was noch louter een naturalistisch streekauteur, noch enkel de pionier in de Belgische (Franstalige) literatuur van het thema van de mannelijke homoseksualiteit. Hij is ook een estheticus met een tegensprekelijke voorkeur, een lyrische dichter die uitmunt in de schildering van de haven en de menigte: « À l'horizon, des voiles fuyaient vers la mer, des cheminées de steamers déployaient, sur le gris laiteux et perlé du ciel, de longues banderoles moutonnantes, pareils à des exilés qui agitent leurs mouchoirs, en signe d'adieu, aussi longtemps qu'ils sont en vue des rives aimées. Des mouettes éparpillaient des vols d'ailes blanches sur la nappe verdâtre et blonde, aux dégradations si douces et si subtiles qu'elles désoleront éternellement les marinistes. » (uit "La Nouvelle Carthage", 1888).
[bewerk] Werken
- Myrtes et cyprès, gedichten, Parijs, Jouaust, 1877
- Kees Doorik, roman, Brussel, Hochsteyn, 1883.
- Kermesses, contes, Brussel, Kistemaeckers, 1884
- Les milices de Saint-François, roman, Brussel, Veuve Monnom, 1886
- Les nouvelles kermesses, verhalen, Brussel, Veuve Monnom, 1887
- La nouvelle Carthage, roman, Brussel, Kistemaeckers, 1888
- Les fusillés de Malines, roman, Brussel, Lacomblez, 1891
- Le cycle patibulaire, verhalen, Brusel, Kistemaeckers, 1892
- Mes communions, verhalen, Brussel, Kistemaeckers, 1895
- Escal-Vigor, roman, Parijs, Mercure de France, 1899
- L'autre vue, roman, Parijs, Mercure de France, 1904
- Les libertins d'Anvers, roman, Parijs, Mercure de France, 1912
- Dernières kermesses, verhalen, Brussel, Ed. de la Soupente, 1920
- Le terroir incarné, roman, Brussel, La Renaissance d'Occident, 1922
- Magrice en Flandre ou Le buisson des mendiants, roman, Brussel, Les Cinquante, 1927
- Voyous de velours ou L'autre vue, roman, Brussel, La Renaissance du Livre, 1926; herziene uitgave van de in 1904 verschenen roman
- Proses plastiques, verhalen, Brussel, La Renaissance du Livre, 1929, postuum gepubliceerd
Eekhoud schreef verschillende monografieën gewijd aan Belgische kunstenaars: de schrijver Henri Conscience, de componist Peter Benoit, de schilders Oswald Poreau en Romain Looymans. Hij schreef een werk over de schermsport, een theaterstuk, en letterkundige studies. Hij vertaalde boeken uit het Nederlands en het Engels en werd op zijn beurt herhaaldelijk vertaald.
In 1999 verscheen een uitgebreide biografie van de hand van Mirande Lucien, die ook een aantal andere werken van Eekhoud heruitgaf en inleidde.
Bronnen, noten en/of referenties: |
|